zondag 23 februari 2014

Hoe is het nu met… Vasek (2)

Het zit ‘m in de kleine dingen. De kleine stapjes vooruit, de kleine successen. Maar als je ergens zo diep middenin zit, zoals ik in het proces van Vasek, dan zie je die kleine vorderingen niet altijd meteen. Dan heb je soms misschien zelfs het gevoel dat je stilstaat. Tot je even afstand neemt en terugdenkt aan de begintijd, aan de eerste voorzichtige stappen die je samen hebt gezet. Pas dan valt je het enorme verschil op. En pas dan realiseer je je soms ineens ook dat er dingen zijn gebeurd die je - op het moment dat ze gebeurden – echt niet op waarde hebt geschat.




Het aanlijnen van Vasek gaat, met gebruikmaking van zijn speeltje, gewoon goed. Dat is echt geen enkel probleem meer, zodanig zelfs dat ik er niet eens meer over nadenk als ik hem uit zijn kennel of van de wei haal. Geen nanoseconde twijfel meer. Het gaat vanzelf. Om de lat toch steeds een beetje hoger te leggen, oefenen we op de wei sinds een half jaar ofzo dan ook het aanlijnen zonder speeltje. Dat valt nog niet mee… Niet omdat Vasek lelijk doet, snauwt of zijn tanden laat zien. Maar omdat de ‘aanlijnprocedure’ die we samen hebben bedacht [riem = speeltje pakken en aanlijnen] zó in zijn bol zit, dat ik gewoon de kans bijna niet krijg om de riem vast te maken zonder dat hij zijn speeltje in zijn mond heeft. Zodra hij ziet dat ik de riem pak, pakt hij zijn speeltje. En als ik zijn speeltje wegleg of verstop, dan loopt hij er zo wanhopig naar te zoeken als ik de riem pak, dat ik gewoon medelijden met hem krijg. Ook niet echt een optie dus. Het nadeel van onze succesvolle aanpak, haha. Dus heb ik maandenlang geprobeerd hem zo ver te krijgen dat hij zijn speeltje weer los laat en laat liggen en naar me toe komt, zodat ik hem zonder speeltje kan aanlijnen. Door hem snoepjes aan te bieden, door te proberen het speeltje van hem af te pakken, door eerst even samen een rondje door de wei te lopen, zodat hij door kreeg dat we nog niet van de wei afgingen (want daarmee associeert hij natuurlijk de riem), door hem aan te lijnen (met speeltje), een rondje door de wei te lopen en weer af te lijnen, etc. etc.. Alles met alleen maar het doel om eindelijk aan de échte oefening te kunnen beginnen: het aanlijnen zonder speeltje en het aflijnen zonder dentastix. Het moet er soms best komisch uitgezien hebben denk ik.

Een week of twee geleden waren we weer met diezelfde oefening bezig. Ik pakte de riem, Vasek pakte zijn speeltje, ik deed alsof ik zijn speeltje wilde afpakken, hij rende steeds speels een meter of wat bij me vandaan en kwam dan weer terug, ik zei ‘kom, we gaan beginnen’, Vasek kwam, ik pakte zijn speeltje vast en zei ‘los’, Vasek liet zijn speeltje los, ik legde het aan de kant en ben met de ‘aanlijnoefening zonder speeltje begonnen’.  De oefening ging goed. Vasek laat zich inmiddels op de wei heel goed – vrij rustig zelfs – aanlijnen zonder speeltje en aflijnen zonder dentastix. Uiteraard krijgt hij wel gewone snoepjes als beloning. Pas toen ik even later buiten de wei met een collega die had staan kijken over Vaseks vorderingen op aan- en aflijngebied sprak, realiseerde ik me ineens wat hij in de afgelopen maanden – helemaal uit zichzelf! – eigenlijk allemaal nog meer had geleerd. Vasek speelde met me! Hij vond het heel leuk als ik deed alsof ik zijn speeltje wilde afpakken. Hij daagde me uit, rende vrolijk om me heen en genoot. Vasek luisterde naar me! Als ik hem uiteindelijk bij me riep, kwam hij. En Vasek liet op commando zijn geliefde en voorheen zwaar bewaakte speeltje los! Een jaar geleden was dat allemaal écht ondenkbaar geweest. Ik had niet trotser kunnen zijn toen dat besef écht goed tot me doordrong. Het emotioneert me nu nog. Wat een geweldig en slim ventje is het toch…

Sinds een paar maanden oefenen we ook op het ‘normaal’ aanpakken van snoepjes. Niet meer op de platte hand, zoals bij een paard, maar gewoon uit de vingers, zoals bij een goed opgevoede hond. ;-) We zitten nu op het formaat dikke erwt. Gewoon een klein hondensnoepje dus. En dat gaat de ene keer beter dan de andere. Hij kan het uitstekend, maar heeft soms gewoon het geduld niet om het snoepje heel rustig uit je vingers te pakken. Toch heb ik gedurende het hele traject nog niet één krasje opgelopen. Zo af en toe voel ik zijn tanden, dan corrigeer ik hem en zeg ‘zachtjes’. Geloof het of niet, maar dat begrijpt hij. Om hem uit te dagen, maak ik het volgende snoepje dan nog kleiner. Negen van de tien keer doet ie het dan echt perfect. Pakt het snoepje zo zachtjes uit mijn vingers, dat ik echt nauwelijks iets voel. En dan te bedenken dat hij anderhalf jaar geleden – terwijl het snoepje op je platte hand lag – op je hand aanviel en ‘m bijna, met snoepje en al, opvrat. De knapperd. :-)


Eén van zijn favoriete bezigheden: spelen met water!

In het afgelopen half jaar heeft Vasek best wat bezoekers gehad, zeker vier of vijf. Potentiële baasjes. Helaas hebben we ze na de eerste kennismaking niet meer terug gezien. Zoals ik eerder ook al zei: aangesproken door zijn trieste verhaal, afgeschrikt door de ruwe werkelijkheid. Meestal word ik door de beheerster gebeld of gemaild met de mededeling dat er interesse is in Vasek, zodat ik er bij kan zijn als de mensen in kwestie komen en ze goed voor kan lichten over de hond in kwestie. ;-) En hoewel ik echt absoluut niets liever zou willen dan dat mijn allerliefste knuffel met gebruiksaanwijzing een warm thuis krijgt, is mijn primaire reactie op zo’n telefoontje of mailtje er altijd één van schrik. Het bloed stijgt onmiddellijk naar mijn hoofd, ik krijg het vreselijk heet en mijn hart klopt in mijn keel. De angst voor een mogelijk afscheid. Dat overweldigende gevoel duurt gelukkig nooit lang; een seconde, hooguit twee. Dan neemt mijn realistische, niet-egoïstische kant het weer over en kan ik het belang van Vasek weer boven dat van mezelf stellen. Want hoewel een scheiding voor mij echt niet lang genoeg weg kan blijven, kan die voor Vasek natuurlijk niet snel genoeg komen. Dus ontvangen we weer vol goede moed de zoveelste nieuwe, potentiële baasjes. Meestal gedraagt Vasek zich, voor zijn doen, voorbeeldig tijdens die bezoeken. Hij accepteert de voor hem vreemde mensen zonder problemen op de wei, besnuffelt ze nieuwsgierig en negeert ze vervolgens, laat zich door mij (ondanks de vreemde pottenkijkers) goed aaien en knuffelen om het potentiële baasje een kijkje in de toekomst te gunnen en pakt zelfs keurig – van de platte hand – een snoepje aan van zijn bezoekers. Toch zijn de verwachtingen blijkbaar keer op keer te hoog gespannen. Geen uitgestoken handen, niet aanhalen, aanraken of aaien blijkt toch, voor de meesten, te veel gevraagd. Ook al is ze dit duidelijk voor het bezoek verteld. Degenen die het – ondanks mijn advies - toch proberen worden gebeten, degenen die het niet proberen hadden verwacht het – ondanks zijn verhaal – toch te kunnen en te mogen. Het blijft blijkbaar heel erg moeilijk om op basis van verhalen en adviezen te geloven of aan te nemen dat Vasek een ‘(voor vreemden erg) lastig hondje’ is, zonder het zelf écht ervaren te hebben. En dat snap ik ergens ook best. Het nieuwe baasje van Vasek heeft alleen geen keus, hij of zij zal het wel moeten geloven en moeten aannemen. Alleen dan is er namelijk een goede kans op een succesvolle relatie.

Vasek geeft meestal zelf wel aan of hij een potentiële match ziet met zijn bezoekers of niet. Toch doet hij dat zelden zo duidelijk als bij de laatste twee bezoeken. Bezoek 1, een week of vijf geleden, een meisje van begin twintig met haar ouders. Dochter woonde nog thuis, maar Vasek zou wel ‘van haar’ worden. De normale procedure is dat ik Vasek op de wei zet en vervolgens een uitgebreid gesprek heb met de mensen buiten de wei. Zo kunnen we rustig de belangrijkste dingen bespreken, leer ik de mensen en vooral hun behoeften, eisen en verwachtingen kennen en kan Vasek eerst even zijn energie kwijt. Daarna volgt de confrontatie met ‘het monstertje’ op de wei. :-) Na een kwartier ofzo wist ik eigenlijk al wel dat het ook deze keer niet ging lukken. Het was echt een ontzettend leuk gezin, hele lieve mensen. Ik vreesde alleen dat ze voor een hondje als Vasek te onervaren, te naïef waren. Bij Vasek is boekenwijsheid niet zo heel veel waard. Bij een hondje als Vasek moet je echt vooral varen op je ervaring, gevoel en intuïtie. En ervaring met een bang hondje (dat niet bijt) alleen, is helaas onvoldoende. Je moet ook om kunnen gaan met zijn agressie, onzekerheid en tikje dominante gedrag.

Toch wilde ik ze graag het voordeel van de twijfel geven en na even besloot ik dan ook dat het tijd was om de wei op te gaan. Vader had aangepast schoeisel en een kruk. Daar voorzag ik – met de oude voetenangst van Vasek - wel wat problemen. Dus gewaarschuwd betrad het drietal de wei. Wat ik gevreesd had, gebeurde. Vasek reageerde erg fel op de voeten en kruk van meneer. De reactie van vader was echter perfect. Hij bleef heel rustig staan, zei niets en deed niets. En na een kleine correctie van mijn kant, was de licht-agressieve interesse van Vasek in vaders voeten gelukkig snel voorbij. Een paar minuten later is meneer rustig van de wei afgegaan. Vasek was weer in normale doen, zo leek het althans. Hij maakte een kort rondje door de wei en besnuffelde vervolgens nieuwsgierig moeder en dochter. Vanaf dat moment week hij echter geen seconde meer van mijn zijde. Hij leek wel aan me vastgeplakt te zitten. Waar ik was, was Vasek. Normaal loopt hij voortdurend door de wei, snuffelt wat met de ezels, blaft een keer naar de zwerfkatjes, doet links en rechts een plasje en komt zo af en toe bij me voor een aai en een knuffel. Nu niet. Niks van dat alles. Vasek zat aan mij voeten en als ik door mijn knieën ging, kroop hij snel tussen mijn benen, duwde zijn lijfje heel dicht tegen me aan en keek in één staar omhoog, naar mij. Moeder en dochter vonden het aandoenlijk. Ik ook, maar ik vond het vooral opvallend. Ik begrijp nog steeds niet helemaal waar zijn gedrag van dat moment vandaan kwam. Maar het was voor mij wel duidelijk dat hij niet weg wilde en dat er wat hem betreft geen match was. Uiteindelijk heeft dochterlief besloten dat een hondje als Vasek waarschijnlijk toch nog iets te hoog gegrepen was. Ze ging op zoek naar een iets gemakkelijker hondje. Een verstandige beslissing. Waar ze - en daar ben ik 100% van overtuigd - dat andere, iets makkelijkere, hondje echt dolgelukkig mee zal maken. Die viervoeter komt in een warm nest terecht.


Toegegeven... het ziet er best indrukwekkend uit. En hier is ie niet eens boos! :-)

Bezoek 2, een week later, een vrouw van halverwege de 30 schat ik. Ze was daags daarvoor al naar de honden komen kijken en, naar eigen zeggen, dolverliefd geworden op Vasek. Ik was daar niet bij geweest en dus kwam ze terug voor een uitgebreide kennismaking. Dit keer was ze niet alleen, haar ouders waren er ook bij. Die moesten, als zij niet thuis was, Vasek uitlaten, dus ook hun mening telde. Al toen ik me voorstelde en zei dat ik Vasek uit de kennel ging halen en op de wei zou zetten, zodat we daarna rustig konden praten, voelde ik aan alles dat de heftige liefde van een dag eerder over was. Het lag niet aan wat ze zei, maar wel aan de manier waarop en hoe ze keek en zich gedroeg. Lichaamstaal zegt nou eenmaal vaak veel meer dan woorden. Ik besloot het even te negeren en ben Vasek gaan halen. Vader, moeder en dochter gingen naar buiten. Vasek gedroeg zich normaal, had zijn speeltje in zijn mond en was enthousiast. Hij wilde zo snel mogelijk naar de wei. Toen ik met hem langs zijn bezoekers liep, reageerde vader onmiddellijk uitermate negatief. ‘Oh nee, da’s niks. Aan zoiets moet je niet beginnen. Die’s vals. Jaaaa, bij haar gedraagt ie zich wel, maar neeejuh niet doen. Wordt nooit iets. Laat die maar lekker hier zitten.’ En meer van gelijke strekking. Voor de duidelijkheid, met ‘haar’ bedoelde vader dus mij. Hij had Vasek nog geen minuut gezien, het manneke stond nog niet eens op de wei. Vasek was hartstikke vrolijk op dat moment. Ik kon de reactie totaal niet plaatsen. Nou heb ik mensen (natuurlijk) wel vaker negatief over Vasek horen praten. Vaak begrijp ik het zelfs wel een beetje, maar meestal gaat het het ene oor in en het andere uit. Nu werd ik boos. Ik heb niks laten merken, maar ik was echt boos. En teleurgesteld en gekwetst. Hoe haalde hij het in zijn hoofd om ‘mijn’ Vasek zó af te kraken!? Zonder dat hij ook maar iets van hem had gezien. Dochter reageerde niet en dat zei mij genoeg. Hier speelde meer.

Ik had vanaf dat moment helemaal geen zin meer om nog mijn best te doen, om te proberen ze te laten inzien dat ze het niet bij het rechte eind hadden. Het zou gegarandeerd één lange afkraaksessie gaan worden en daar paste ik voor. Ik heb niks gezegd en Vasek op de wei gezet. Kon ie lekker even rennen en kreeg ie hopelijk niets mee van de negatieve sfeer die er hing. Vaders mening was heel belangrijk, zei dochter. En ze had gisteren van twee mensen die zelf ook in een asiel werkten – dus niet de eerste de beste zei ze – ook al gehoord dat ze het echt niet moest doen, dat er ‘met zo’n hond niks te beginnen was‘. Ik vraag me af in welk asiel die mensen werken… Van asielmedewerkers, die Vasek niet kennen, hem nog nooit gezien hebben, nog niet eens iemand gesproken hebben die hem wel kent, had ik toch echt iets meer verwacht. Ik heb alleen gezegd ‘prima, ik denk dat je inderdaad beter een ander hondje kunt nemen’. Vasek was ondertussen naar het hek van de wei gekomen. Vader zette één stap in zijn richting (er zat nog zeker een meter of vijf tussen hem en het hek) en Vasek trok van leer. Jemig, wat ging die tekeer. Zo agressief heb ik hem al heel, heel erg lang niet meer gezien, ik zou er bijna zelf bang van zijn geworden. Tja, zal Vasek gedacht hebben, als je mij vals noemt, kun je ‘m krijgen ook. Bij de dochter had hij dezelfde reactie. Pas toen ik zijn naam noemde en een stap in zijn richting zette stopte hij, keek me vrolijk aan en rende enthousiast de wei in. Alsof er zojuist niks gebeurd was. Dit tafereel herhaalde zich nog zeker twee keer. Vader hoefde alleen maar zijn kant op te kijken en Vasek ging los. Nee, duidelijk geen match. Vasek had de bijzonder negatieve energie van vooral vader haarfijn opgepikt en daar reageerde hij op. Begrijp me niet verkeerd, ik was niet trots op zijn gedrag, maar ik begreep het wel. Vader, moeder, dochter en ik hebben afscheid genomen. Ze wilden graag nog even naar de andere honden kijken. Ik heb ze netjes naar een van mijn collega’s gebracht om ze rond te leiden. Ik had helaas geen tijd meer. ;-) Waarschijnlijk niet heel erg professioneel, maar ik had op dat moment vooral behoefte aan een dikke knuffel van Vasek. Even lekker gek doen op de wei, samen spelen. Ik wilde hem laten weten en voelen dat ik hem wel fantastisch vind. Al heb ik zo’n vermoeden dat ie dat inmiddels echt wel weet. :-)


zondag 16 februari 2014

Hoe is het nu met… Vasek!? (1)

Op verzoek van velen weer eens een update over Vasek; mijn lieve, grappige, eigenwijze, slimme knuffel met gebruiksaanwijzing. Voor wie hem echt goed kent is die gebruiksaanwijzing inmiddels overigens vrij eenvoudig: ontspan en laat hem lekker zijn eigen gang gaan en zelf aangeven wanneer én hoe lang hij geknuffeld wil worden. Klinkt beslist niet erg ‘gedragstherapeutisch-verantwoord’ hè. ;-) Maar het werkt wel en is dat uiteindelijk niet het belangrijkste? Niet alleen worden ‘ongelukjes’ (grom- en bijtincidenten, maar dat klinkt meteen zo naar) voorkomen, maar hij krijgt zo ook steeds meer vertrouwen in de mens, in mij in dit geval. En vooral dat laatste zorgt ervoor dat het veel gemakkelijker is om met hem te werken en dat hij stiekem weer een heel aantal stapjes in de goede richting heeft gezet. Mij dus weer een heel aantal keer beretrots heeft gemaakt. 

Vasek met zijn favoriete speeltje. Een onmisbaar stukje gereedschap bij de 'aanlijn-trainingen'.
 
Voor diegenen die hem niet kennen, even een korte introductie: Vasek is een jack russel die drie jaar geleden (februari 2011) in het asiel terecht is gekomen. Doodsbang en heel boos; vrijwel onhandelbaar dus. De dierenarts denkt dat hij geboren is rond april 2009, maar hij zou ook best wat ouder kunnen zijn. Vaseks verleden kennen we niet, hij is zwervend gevonden, maar veel signalen wijzen helaas op een niet al te florissante herkomst. Hij was niet of nauwelijks gesocialiseerd en doodsbang voor vooral voeten en riemen. En de enige reactie die hij kende om met ‘bedreigingen’ om te gaan was… de aanval. Een normale omgang met het ‘monstertje’, zoals hij door de meeste medewerkers (wel liefkozend hoor) werd genoemd, was onmogelijk. Inenten ging onder narcose, op de wei duldde hij geen bezoekers en het eerste anderhalf jaar konden we hem alleen maar uitlaten door de riem als een soort van lasso om zijn bolleke te hengelen. Dus zijn we met hem aan de slag gegaan. Het was geen eenvoudig proces, de omstandigheden waren verre van ideaal (betrekkelijk weinig tijd, veel wisselende medewerkers, heel veel ongewenste prikkels), maar het verschil tussen de Vasek van nu en van pak ‘m beet twee jaar geleden is echt bijzonder groot. Beetje bij beetje heeft de boze Vasek plaats gemaakt voor de ‘knuffel met gebruiksaanwijzing’. J

De grootste doorbraak in de afgelopen maanden is denk ik geweest dat ik niet langer de enige ben die Vasek zonder problemen op een normale manier kan aan- en aflijnen. Dat klinkt misschien als iets kleins, maar dat is het in mijn ogen zeker niet. Het betekent namelijk dat hij wel degelijk in staat is om meer dan één persoon te vertrouwen. Dat hij zich echt niet – zoals sommige mensen beweren of vrezen – alleen bij mij goed kan gedragen. En het betekent ook dat mijn moeder een held is. Haha. Zij heeft haar angst overwonnen en is op een gegeven moment, nadat ze al een paar weken lang ‘de kunst’ van mij had afgekeken, zijn kennel in gestapt en heeft Vasek aangelijnd. De eerste paar keer waren beslist geen ‘eitje’. Dat had twee oorzaken. De belangrijkste is dat mijn moeder (logisch) wat gespannen was, toch nog wat bang was voor wat Vasek mogelijk zou kunnen doen. En dat is bij Vasek de grootste valkuil. Het is namelijk een heel gevoelig hondje en zelfs het kleinste beetje spanning, stress of angst van zijn verzorger pikt hij op en maakt hem erg onrustig. Met als gevolg dat hij wat wantrouwend wordt en niet meer zo gemakkelijk meewerkt. Vooral voor de ‘beginnende-Vasek-aanlijner’ een lastig dilemma: de aanblik van een onrustige Vasek maakt de hele onderneming alleen maar spannender en het risico op een vicieuze cirkel is dan ook groot (meer spanning bij zijn verzorger is meer spanning bij Vasek en meer spanning bij Vasek is meer spanning bij zijn verzorger, enzovoort). Daarom hulde aan mijn moeder dat ze ondanks dat tóch heeft doorgezet! De tweede reden waarom het even duurde eer de ‘operatie’ vlekkeloos verliep, is dat Vasek gewoon moest leren dat de routine die wij samen hadden bedacht [riem = speeltje pakken en aanlijnen en terug in de kennel = aflijnen en dentastix] nu ook voor hem en een ander mens gold. Dus waren de eerste paar pogingen van mijn moeder, naast wat gespannen, ook gewoon wat verwarrend voor hem. Dat heeft denk ik een week of drie geduurd. Daarna had hij haarfijn in de gaten dat bij mijn moeder dezelfde regels golden als bij mij. Mede daardoor verdween ook de lichte spanning die mijn moeder voelde als ze bij Vasek de kennel inging. En nu is het aan- en aflijnen van Vasek, ook voor haar, wél een eitje en maken ze wekelijks een heerlijke, lange en ontspannen wandeling.

Zo langzaam maar zeker gaan steeds meer collega's de 'uitdaging Vasek' aan. Ze zitten in verschillende stadia van ontwikkeling zeg maar. ;-) Maar er zijn er toch al één of twee die het kleine monstertje inmiddels op een normale manier uit zijn kennel durven te halen en die zelfs al de nodige (voorzichtige) knuffelmomentjes met hem hebben gehad. Dan voel ik me soms net zo nieuwbakken moeder, die haar soms-wat-lastige kind voor de eerste keer naar de peuterspeelzaal brengt en hoopt dat ie zich gedraagt. J

Met deze riem werd Vasek voorheen (en door sommigen nog wel) uit zijn kennel gehaald. De riem werd als een soort van lasso rond zijn bol gehengeld. Eenmaal op de wei - of weer in de kennel - zakte de riem dan uit zichzelf weer steeds verder af. Aflijnen was dus niet nodig.

Stilstaan is geen optie. Voor Vasek letterlijk, voor mij meer figuurlijk. ;-) En dus probeer ik stiekem steeds meer handelingen toe te voegen aan onze ‘aanlijnprocedure’. Een Vasek die nog niet is uitgelaten, is in de kennel vrijwel onhandelbaar. De energie spuit bijna uit zijn oren en het manneke stuitert echt door zijn ren. Tenminste op het moment dat je bij hem – met riem - naar binnen gaat. De rest van de dag ligt hij lekker rustig in zijn mandje of zit hij ontspannen in zijn buitenkennel. Maar op het moment dat hij de riem ziet, heeft hij nog maar één doel voor ogen: zo snel mogelijk naar buiten. Dan weet hij van gekkigheid soms echt niet wat hij moet doen. Tot een paar maanden geleden danste ik dan om hem heen of met hem mee, in een poging de riem in dat stomme ringetje van zijn halsband te krijgen. En dat lukte de ene keer vlotter dan de andere keer. Maar langzaam maar zeker hebben we die tactiek aangepast. Beetje bij beetje heb ik hem steeds meer en langer stevig vastgepakt om hem op zijn plek te houden. Of een centimeter of vijf van de grond getild en hem voor me neergezet. Dat heeft zo af en toe wel een flinke grom en vooral een heel verontwaardigde blik opgeleverd. Maar veel meer niet. Weer een voordeel van die grote worst (zijn speeltje) in zijn bekkie en zijn extreme focus op de buitenlucht. :-) Nu laat ie het goed toe, vindt het nog steeds niet prettig, maar reageert niet meer vervelend of zo geschrokken. Soms staat ie uit zichzelf al een heel stuk stiller tot ik hem heb aangelijnd. Waarschijnlijk om mijn ‘gegrijp’ te voorkomen. ;-) Mijn doel was en is overigens niet om hem uiteindelijk te kunnen oppakken en zelfs niet persé om hem stil te laten staan tot ik hem heb aangelijnd. Al zou dat laatste wel heel prettig zijn. Maar in de gegeven omstandigheden is dat misschien niet heel reëel. We doen wat we kunnen, maar feit blijft dat een asielhondje zoals Vasek zijn energie onvoldoende kwijt kan. Dus kun je hem zijn over-enthousiasme om naar buiten te gaan moeilijk kwalijk nemen. En als je daar het intens harde geblaf van alle honden in de andere kennels aan toevoegt – want ook zij willen aandacht van het mens dat zojuist langskwam – dan zijn de leeromstandigheden in de kennel gewoon verre van ideaal. De echte oefeningen doen we dan ook nadat Vasek is uit geweest (dan is hij een stuk rustiger) of buiten op de wei. Met mijn aanpak tijdens het aanlijnen (vastpakken, voetjes van de vloer) wil ik hem gewoon langzaam laten wennen aan andere manieren van contact, aan aanrakingen die wat intenser en onverwachter zijn dan de aai en knuffel waar hij zelf om vraagt. Een oefening in vertrouwen dus. In de hoop dat hij uiteindelijk niet langer de noodzaak voelt om uit te vallen bij iedere aanraking die zonder waarschuwing komt. Maar als ik hem gedurende dat traject zover krijg dat hij zich relatief rustig laat aanlijnen… zeg ik geen ‘nee’ natuurlijk. ;-)


Vasek heeft in de afgelopen maanden ook weer een aantal keer bezoek gehad van potentiele baasjes. Aangesproken door zijn trieste verhaal, afgeschrikt door de ruwe werkelijkheid. Helaas. Bij de laatste twee bezoeken heeft Vasek zelf aangegeven dat de match wat hem betreft niet goed was. Op twee heel verschillende manieren. Maar daarover de volgende keer meer. En dan zal ik ook nog een paar van zijn vorderingen op andere gebieden met jullie delen!

zondag 9 februari 2014

Het verhaal van een langzitter… Svenja (slot)


Het asiel waar ik als vrijwilliger werk heeft een anti-inslaapbeleid. Er worden dus geen dieren ingeslapen alleen omdat ze ‘te bang’ zijn of ‘te lang’ in het asiel zitten. Gelukkig maar. De keerzijde daarvan is natuurlijk wel dat we altijd een aantal honden of katten hebben zitten die al heel lang op een warm thuis wachten. Zoals Svenja (onlangs geplaatst!), Diza (onlangs geplaatst!), Pino (onlangs geplaatst!) en Bontje (onlangs geplaatst!). De vier katjes die al meer dan een jaar in het asiel wonen. Echt geen enorm vervelende exemplaren. Integendeel. Het zijn stuk voor stuk lieve katten. Alleen een tikje eigenzinnig misschien. ;-) Maar dat maakt ze naar mijn mening nou juist zo leuk. Waarom ze er dan al zo lang zitten? Geen idee. Echt niet. Gewoon domme pech denk ik soms wel eens. Dus misschien helpt het ze wel als ze zelf hun verhaal kunnen vertellen. Van de periode voor ze in het asiel terecht kwamen, weten we vrijwel niets. Dat deel is dan ook gebaseerd op redelijke aannames en een beetje fantasie. 
J
Het verhaal van Svenja is representatief voor het verhaal van zovele jonge moeders die tegen wil en dank buiten moeten zien te overleven... De meeste van hen begonnen hun leven als geliefde huiskat, maar zijn op enig moment - om wat voor reden dan ook - op straat beland. Niet gechipt en niet gesteriliseerd...

Het woord is aan Svenja

Svenja is een beeldschone lapjesdame. Ze op 13 augustus 2012 in het asiel terecht gekomen, samen met haar 5 kleintjes. Haar geboortedatum is geschat op 21 augustus 2009. Svenja vertelt zelf haar verhaal.

De zomer was voorbij. Het was herfst. De bladeren aan de bomen waren geel, rood en bruin en op de grond lagen hele stapels dorre en droge exemplaren. Sommige van mijn kamergenootjes vonden het prachtig om daarmee te spelen, erin te rollen en alle geurtjes op te snuiven. Ik hield niet zo van de herfst, ik was een zomerkatje. Ik hield van de warmte, van de zon op mijn bol. Herfst; ik herinnerde me de afspraak die ik met mezelf had gemaakt. Voor de herfst zou ik ergens binnen zijn. Dat was gelukt, een jaar geleden al. Al meer dan 12 maanden woonde ik nu hier. Al meer dan 15 zelfs, om precies te zijn. Het was weer behoorlijk druk in mijn kamer. Niet zo druk als een paar maanden geleden, maar er woonden nog zeker 12 andere katjes. De meeste waren nieuw, vrijwel alle kamergenootjes die ik had leren kennen toen ik net hier kwam, hadden allang een thuis gevonden. Cezar, Remi, Flappie, Kanoa, Momo, Fievel met de halve staart, Mober die me zoveel wijze raad had gegeven… Allemaal hadden ze geluk gehad. Voor allemaal was een mens gekomen die hen had uitgekozen. Wat moeten ze zich bijzonder hebben gevoeld… En vorige week was ook Marsha weg gegaan. De mooie, teruggetrokken Marsha, die qua karakter zoveel op mij leek. Na meer dan een jaar was er een mevrouw gekomen, speciaal voor haar. Ze vond het helemaal niet erg dat Marsha een beetje moeite had met contact en niet altijd even aardig was. Dat ze graag haar eigen gang ging en soms heel veel behoefte had aan privacy. ‘Dat respecteer ik’ had ik de mevrouw horen zeggen. ‘Ze mag bij mij lekker zijn wie ze is. Geen dwang.’ Wat was ik jaloers geweest toen ik dat hoorde. Ik gunde het Marsha van harte, was oprecht blij voor haar. Maar wat wilde ik zelf ook graag zo’n lief mens voor mij alleen…

Een paar van de viervoetertjes waarmee Svenja heel lang heeft samengewoond:
Bontje, Marsha, Fievel en Mober. Ze hebben inmiddels allemaal een gouden mandje gevonden.

7 december 2013. Het was zaterdag. Dat was altijd de meest drukke dag van de week. Op zaterdag kwamen er altijd veel vreemde mensen naar ons kijken. De tijd dat ik verlangend naar de deur had gekeken en zeker wist dat er die dag eindelijk iemand voor mij zou komen, was allang voorbij. De teleurstelling die er iedere keer op volgde was te pijnlijk. Maandenlang had ik mijn best gedaan, me laten aaien, me zelfs laten oppakken… Ik had echt geprobeerd me van mijn beste kant te laten zien, hoe spannend ik het soms ook vond, maar het had allemaal niet geholpen. Dus ik deed geen extra moeite meer, er kwam toch nooit iemand voor mij. Ik lag op een van de plankjes van de grote krabpaal, ver van de deur vandaan. Ik draaide me om, met mijn rug naar de deur toe, en probeerde me af te sluiten voor de gebruikelijke opwinding in de kamer.

De deur ging open en weer kwamen er mensen binnen. Ik hoorde stemmen, maar ook geluiden die ik niet herkende. Wielen? Nieuwsgierig keek ik over mijn schouder. Wat was dat nou? Een van de verzorg-mevrouwen stond met de deur in haar hand en naast haar zat een meneer in een stoel. Een stoel? Een stoel met wielen. Apart. Ik had het nog nooit gezien. Plotseling rolde de stoel vooruit, de kamer in. Wow. Ik schrok er een beetje van. Mijn kamergenootjes ook en een paar vluchtte zelfs de kamer uit, naar buiten. Ik niet. Ik kwam wel overeind, maar bleef op de krabpaal zitten. Gefascineerd en een beetje gespannen keek ik toe hoe de meneer steeds verder de kamer in kwam, met zijn stoel op wielen. De verzorg-mevrouw had de deur inmiddels dicht gemaakt en stond plotseling wel heel dicht bij me. ‘Dit is ze dan’ zei ze ‘onze mooie, eigenzinnige Svenja.’ Uuhhh, wat deed ze nou? Stelde ze mij nou voor aan de meneer in die stoel op wielen? ‘Oh ja, ik herken haar meteen van haar foto’ hoorde ik de meneer antwoorden. ‘Wat is ze mooi zeg. Wat denkt u, zou ik haar kunnen aaien?’ Meneer stak voorzichtig zijn hand naar me uit. Ik twijfelde een seconde, maar om een of andere reden voelde het wel oké. De meneer sprak zacht en was heel rustig. Hij had een prettige uitstraling. Dus ik bleef zitten en liet me aaien. Meneer kriebelde me voorzichtig. Heel even maar en toen trok hij zijn hand weer terug. ‘Zo, da’s wel genoeg voor een eerste keer hè’ zei hij. Ik hoorde de verzorg-mevrouw over mij vertellen. Dat ik heel lief was en dol op aandacht, maar wel alleen als ik daar zelf zin in had. Dat je mij niet moest dwingen en dat ik duidelijk aangaf wanneer ik genoeg had van het gefrut en gefrunnik. Gefrut en gefrunnik? Wat bedoelde ze daar nou weer mee? Nou ja, ze zou wel weten wat ze zei, toch? Die verzorg-mevrouw deed altijd heel erg haar best voor me. Ik hoorde haar ook zeggen dat ik soms een beetje vervelend kon reageren als je toch doorging met aaien, terwijl ik had aangegeven dat niet meer te willen. Ik hield mijn adem in en wachtte gespannen op het antwoord van meneer. Hier ging het namelijk altijd mis. Mensen vonden me leuk en aardig, tot de verzorg-mevrouw vertelde dat ik soms wel eens een tik kon uitdelen. ‘Dat geeft niet’ zei de meneer tot mijn verbazing. ‘Ik moet haar grenzen respecteren en ze mag zelf aangeven wat ze wel en niet wil’ vervolgde hij. ‘Ik weet wat het is om anders te zijn. We passen nou eenmaal niet allemaal in het standaardplaatje. Gelukkig maar.’ zei de meneer. Hij had een glimlach om zijn mond toen hij naar me keek. ‘Ik denk dat Svenja en ik het samen wel gaan redden. Wat denk jij daarvan meisje?’ Wat bedoelde hij nou precies? Bedoelde hij nou wat ik dacht dat hij bedoelde? Bedoelde hij nou dat ik bij hem mocht wonen? Nee, dat kon toch niet? Nee, dat zou vast niet zijn wat hij bedoelde. Ik raakte er helemaal van in de war. Ik keek naar meneer en zag dat hij zijn ogen nog steeds op mij gericht had. Vriendelijke ogen, waar veel rust uit straalde. Ik voelde me raar, warm en koud tegelijk. Ik was zenuwachtig. ‘Ik zou haar heel graag een thuis geven’ hoorde ik de meneer ineens tegen de verzorg-mevrouw zeggen. ‘Is het goed als ik het mandje even haal? Dan kunnen we haar daar inzetten.’ Nu kreeg ik het echt Spaans benauwd. Ik was compleet verbijsterd. Ik had helemaal nergens meer op gerekend. Had er eigenlijk niet meer in geloofd. En dan zou het nu ineens toch gaan gebeuren? Plotseling werd ik bang. Oh jee, ik ging weg. Oh jee, ik moest hier weg. Uit mijn kamer, die me inmiddels zo vertrouwd was. Die ik na al die tijd toch een beetje als mijn thuis was gaan zien…

De meneer en verzorg-mevrouw vertrokken. Ik haalde opgelucht adem, ik moest echt even een paar minuten voor mezelf hebben. Even tot rust komen. Eindelijk, na al die tijd was mijn allergrootste droom uitgekomen… en nu vond ik het doodeng… ‘Svenja gaat, Svenja gaat, Svenja gaat!’ riep Bontje. ‘Jongens, Svenja heeft een thuis gevonden!’ Die lieve Bontje. Ze wist precies wat ik doormaakte. Bontje woonde ook al vreselijk lang in deze kamer. Al bijna net zo lang als ik. Een paar maanden geleden hadden we allemaal gedacht dat ze eindelijk haar thuis had gevonden. En ook al had ze er maanden over gedroomd en gefantaseerd, ze had het op dat moment net zo spannend gevonden als ik nu. Helaas was ze twee dagen later alweer teruggekomen. Ik wist niet precies waarom, Bontje snapte er zelf ook helemaal niks van. De arme schat… Wat had ik een medelijden met haar gehad… Ze had het wel een beetje raar gevonden in het begin, had ze verteld. Dat ze ineens in een ander huis woonde, met vreemde mensen. Maar ook heerlijk. Die rust en ruimte en vrijheid. Maar dat duurde dus maar kort. Ze was er behoorlijk van in de war geweest, dat kon ik me nog heel goed herinneren. En nu stond mij dus misschien wel hetzelfde te wachten… Ik had buikpijn en een hele droge mond. ‘Het komt vast goed Svenja’ zei Bontje ‘Het gaat bij jou vast veel beter dan bij mij. Echt waar, dat geloof ik echt. Het was een hele lieve meneer, dat zag je zelf toch ook wel?’ Bontje bleef tegen me praten en langzaam maar zeker kalmeerde ik een beetje. Vertrouwen, vertrouwen, vertrouwen, fluisterde ik tegen mezelf.

De deur ging open en de verzorg-mevrouw kwam de kamer weer in. Ze had een mandje bij. De meneer in de stoel op wielen bleef in de gang. De verzorg-mevrouw kwam naar me toe, aaide me zacht en fluisterde ‘Het ga je goed lieverd. Vanaf nu kun je weer echt gaan genieten van je leven. Doe dat alsjeblieft! Ik hoop dat je heel, heel erg gelukkig wordt meisje. Ik ga je missen, maar ik gun het je zo ontzettend. Word gelukkig lieverd.’ Toen pakte ze me op en zette ze me in het mandje. Ik vond het nog steeds vreselijk eng allemaal, maar gek genoeg heb ik niet heel erg tegengestribbeld. Dag kamer, dag allemaal fluisterde ik en toen liep de verzorg-mevrouw met mij in het mandje de kamer uit. Wat er vervolgens allemaal gebeurde is een beetje langs me heen gegaan. Ik heb de uren die volgden een beetje in een waas beleefd. Ik weet nog dat we bij de balie zijn gestopt en dat de meneer daar nog een tijdje met de andere verzorg-mevrouwen heeft gepraat en nog wat dingen heeft gedaan. Ik herinner me ook nog dat alle verzorg-mevrouwen me veel geluk wenste en zeiden dat ze me zouden missen en dat we naar buiten gingen en dat ik achter in een auto werd gezet. Maar daarna… Ik was zo zenuwachtig dat ik niet eens meer weet hoe lang ik in de auto heb gezeten of hoe ik uiteindelijk bij de meneer in huis terecht ben gekomen… Ik weet alleen dat ik er opeens was. In een vreemde kamer, met allemaal vreemde meubels en een vreemde geur…

De eerste dagen in mijn nieuwe huis waren erg raar. Ik vond het nog steeds heel erg spannend allemaal en durfde nog niet zo goed ver van mijn slaapplekje vandaan te gaan. De meneer was gelukkig heel aardig en geduldig, hij dwong me nergens toe. Hij heeft me mijn eigen gang laten gaan, heeft me alleen drinken en lekker eten gegeven. Verder niets. Dat vond ik wel heel lief van hem. Na een dag of drie heb ik hem daarvoor bedankt, met een voorzichtig kopje. Daar was hij heel erg blij mee. Vanaf dat moment ben ik mijn nieuwe huis ook gaan verkennen, heb ik een kijkje genomen in alle ruimtes en nieuwe plekjes uitgeprobeerd om te luieren en te slapen. Het was zo rustig in huis. Heerlijk. Langzaam begon ik te ontspannen; me aan te passen aan mijn nieuwe omgeving, aan meneer en aan mijn nieuwe leven. En ik moet zeggen… het beviel me wel.

De eerste foto's van Svenja in haar nieuwe thuis. Het gaat heel goed met haar! :-)

Inmiddels woon ik alweer een aantal weken in mijn nieuwe huis. Meneer heet nou baasje. :-) Mijn baasje, een heel lief baasje. We hebben elkaar helemaal gevonden en ik vind het heel lekker als hij me achter mijn oren of over mijn bol kroelt of alleen maar zachtjes zijn hand op mijn rug legt. Het voelt goed, het voelt vertrouwd, het voelt veilig. Baasje heeft dat ook al aan mijn verzorg-mevrouwen laten weten. Dat vind ik wel fijn, ik wilde heel graag dat zij weten dat ik nu eindelijk echt gelukkig ben. Dat ik nu eindelijk, bijna twee jaar nadat ik de weg naar mijn vorige huis ben kwijt geraakt, weer een eigen plekje heb. Ze hebben zo lang voor me gezorgd. Maar nu… nu ben ik thuis!

zondag 2 februari 2014

Het verhaal van een langzitter… Svenja (deel 11)

Het asiel waar ik als vrijwilliger werk heeft een anti-inslaapbeleid. Er worden dus geen dieren ingeslapen alleen omdat ze ‘te bang’ zijn of ‘te lang’ in het asiel zitten. Gelukkig maar. De keerzijde daarvan is natuurlijk wel dat we altijd een aantal honden of katten hebben zitten die al heel lang op een warm thuis wachten. Zoals Svenja (onlangs geplaatst!), Diza (onlangs geplaatst!), Pino en Bontje (onlangs geplaatst!). De vier katjes die al meer dan een jaar in het asiel wonen. Echt geen enorm vervelende exemplaren. Integendeel. Het zijn stuk voor stuk lieve katten. Alleen een tikje eigenzinnig misschien. ;-) Maar dat maakt ze naar mijn mening nou juist zo leuk. Waarom ze er dan al zo lang zitten? Geen idee. Echt niet. Gewoon domme pech denk ik soms wel eens. Dus misschien helpt het ze wel als ze zelf hun verhaal kunnen vertellen. Van de periode voor ze in het asiel terecht kwamen, weten we vrijwel niets. Dat deel is dan ook gebaseerd op redelijke aannames en een beetje fantasie. J
Het verhaal van Svenja is representatief voor het verhaal van zovele jonge moeders die tegen wil en dank buiten moeten zien te overleven... De meeste van hen begonnen hun leven als geliefde huiskat, maar zijn op enig moment - om wat voor reden dan ook - op straat beland. Niet gechipt en niet gesteriliseerd...

Het woord is aan Svenja

Svenja is een beeldschone lapjesdame. Ze op 13 augustus 2012 in het asiel terecht gekomen, samen met haar 5 kleintjes. Haar geboortedatum is geschat op 21 augustus 2009. Svenja vertelt zelf haar verhaal.



8 februari 2013. Ik herinner me het moment waarop de verzorg-mevrouw op die vrijdagmiddag onze kamer binnenkwam nog als de dag van gisteren. Ze had een glimlach van oor tot oor. ‘Svenja!’ riep ze ‘Svenja, waar ben je meisje?’ Ik kende die verzorg-mevrouw inmiddels heel goed en als zij me op die manier riep, dan wist ik dat ze iets belangrijks te melden had. Ik kroop uit het holletje van de krabpaal en liep naar haar toe. ‘Svenja, lieverd, je kleine Elvie heeft zojuist eindelijk haar gouden mandje gevonden! Bij hele lieve mensen, zo’n leuk stel. Ik ben helemaal blij! Jij ook hè. Wat een goed nieuws hè meisje?’ Dat was inderdaad heel goed nieuws. Elvie, mijn kleine, lieve schildpadmeisje, had als laatste van de vijf nu ook eindelijk een thuis. Een kleine twee weken daarvoor was de kleine Blacky al vertrokken en nu dus eindelijk ook mijn laatste spruit. Een enorm warm gevoel maakte zich van me meester. Ik voelde een enorme opluchting. Ik dacht terug aan het moment dat ik volkomen onwetend en onverwacht moeder was geworden van die prachtige vijfling. Aan de angst en onzekerheid die ik toen voelde. Aan het plan dat ik had gemaakt. Ik zou alles op alles zetten om ervoor te zorgen dat mijn vijf baby’s voor de herfst ergens veilig binnen zouden zitten. Ik liet het hele avontuur nog eens de revue passeren. Wat was er veel gebeurd in het afgelopen jaar…

Ik was de weg naar huis kwijt geraakt. Hoe dat had kunnen gebeuren was me nog steeds een raadsel, een zwart gat in mijn geheugen. Ik had maanden buiten overleefd. Zelf voor mijn eten moeten zorgen, zelf een veilige en droge schuilplek moeten regelen, maar ook nieuwe vrienden gemaakt. Ik had Bonzo, Tika, Bandit en Kees leren kennen. Ik was zwanger geraakt en bevallen van vijf prachtige hummels, die volledig van mij afhankelijk waren. Wat was dat een bijzonder gevoel geweest. En ik was een heel aantal keer in aanraking gekomen met de minder aardige kant van mensen. Weggejaagd, uitgescholden, nat gespoten en één keer was er zelfs een hond op me afgestuurd! Dat was echt schrikken geweest. En dan de jagers, die met een geweer en echte kogels in het veld liepen en op zoek waren naar katten. Om neer te schieten! Het had mijn vertrouwen in mensen wel aan het wankelen gemaakt. Ik had gewoon nooit geweten dat er mensen waren die zo’n hekel hadden aan katten. Ik begreep ook niet waarom. Wat deden we zo verkeerd? Gelukkig had mijn intuïtie me niet helemaal in de steek gelaten. Diep van binnen had ik gewoon steeds geweten dat mijn weg uit al die ellende toch bij de mensen lag. Bij de mevrouw van de dikke, witte jongen. Wat een lief mens was dat. Ze was zo verdrietig geweest toen ze ons aan de mannen met de gele jassen had meegegeven. En ze kende ons niet eens. Toen waren we hier terecht gekomen, hadden we weken in een kooi geleefd en waren we uiteindelijk verhuisd naar een grote kamer. Mijn kleintjes naar de ene en ik naar een andere. Dat was niet gemakkelijk geweest. Het was allemaal niet gemakkelijk geweest, alles wat me in het afgelopen jaar was overkomen. Maar nu, nu de verzorg-mevrouw me vertelde dat ook de kleine Elvie een écht thuis had, kon ik eindelijk opgelucht ademhalen. Nu kon ik me eindelijk concentreren op het allerlaatste onderdeel van mijn plan: een thuis voor mezelf.

Maar hoe ging ik dat aanpakken? Luisterde ik naar wat Mober had gezegd? Zou echt niemand me leuk genoeg vinden, gewoon zoals ik was? Vroeger was ik inderdaad anders geweest. Nooit een meegaand schootkatje hoor, ik hield nou eenmaal niet van dat stevige vastpakken en minutenlang stil moeten blijven zitten. Maar ik had het wel heel erg fijn gevonden om gekroeld te worden. Om zacht over mijn bol en onder mijn kin geaaid te worden. En om lekker geborsteld te worden. Vooral als vrouwtje er lieve dingen bij zei. Ik had het ook altijd heel leuk gevonden om samen te spelen. Dan gooide vrouwtje een muisje weg dat aan een elastiek zat en dat probeerde ik dan te vangen. Een nepmuisje dan hè. Dat denk ik tenminste, want het was rood en had hele lange haren. Van echte muisjes hield mijn vrouwtje trouwens ook niet. Dat had ik gemerkt toen ik haar een keer een muis cadeau had gedaan. Ze had heel hard gegild en heel hoog gesprongen. Hihi. Zo grappig. Zou ik ooit weer zo kunnen worden? Weer echt kunnen en vooral durven genieten van de mensen in mijn leven… Ik besloot dat ik het in elk geval moest proberen. De mevrouw van de dikke, witte jongen en mijn verzorg-mevrouwen hier… ze waren allemaal zo lief voor me. Er zouden toch wel meer mensen bestaan die zo waren? Als ik ooit een nieuw thuis wilde vinden, dan zou ik daarop moeten vertrouwen. Een klein beetje van die muur, die ik zo zorgvuldig om me heen had gebouwd, moeten afbreken. Maar dat was gemakkelijker gezegd dan gedaan…

Svenja in maart 2013



Het was inmiddels maanden geleden dat mijn laatste hummel was verhuisd. Volgens de verzorg-mevrouw ging het heel erg goed met Elvie, was ze al heel veel gegroeid en was ze ontzettend gelukkig. Net als de andere kleintjes. Nou ja, kleintjes… Het was nu weer zomer – de tweede trouwens al die ik zonder thuis meemaakte – en mijn baby’s waren dus al bijna een jaar oud. Wat ging de tijd toch snel. Hoe zouden ze eruit zien? Zou Blacky echt net zo groot zijn geworden als Bonzo? En zou Lios nog steeds zo’n dondersteen zijn? Ik moest stiekem lachen toen ik aan al zijn streken terugdacht. Soms mistte ik ze nog wel, maar dat moment duurde nooit lang. Ik wist dat ze nu veilig waren en hun eigen leven leidden. En zo hoorde het ook. Ik wist alleen niet zo goed wat ik van mijn eigen leven moest denken… Zo af en toe kwamen er vreemden mensen speciaal voor mij. Eerst snapte ik niet hoe dat kon, hoe wisten ze nou dat ik hier woonde? Maar Marsha – een van mijn kamergenootjes - had me verteld dat er ergens een of andere doos was, waarmee alle mensen konden zien wie hier allemaal woonden. Hmm, ik vroeg me af hoe dat werkte. Waar stond die doos dan? En wat zat er dan allemaal in die doos? Dat wist Marsha ook niet precies. Ze wist alleen dat er een doos was en dat alle vreemden mensen naar een foto van ons konden kijken. Die zat dus blijkbaar in die doos. Eén van de verzorg-mevrouwen was al een aantal keer bij ons gekomen met een zwart kastje. Dat klikte en soms kwam er ineens een lichtflits uit. In het begin waren we ons rot geschrokken, maar de verzorg-mevrouw had uitgelegd dat ze alleen maar foto’s van ons maakte; een plaatje van ons. En die had ze dus in de doos gestopt zei Marsha. Een paar vreemde mensen hadden dus mijn plaatje gezien en waren toen op bezoek gekomen. Speciaal voor mij. Maar ze hadden me nooit meegenomen. Mijn plaatje was leuk, maar ik blijkbaar niet… Volgens Marsha moest ik het me allemaal niet zo aantrekken. Mensen waren nou eenmaal kieskeurig zei ze. En veeleisend soms. Ze vonden het gewoon niet leuk als je niet naar ze toe kwam als ze je riepen en al helemaal niet als je niet lief was als ze je wilden aaien. Mensen begrepen gewoon niet hoe eng het was als er plots een vreemde voor je neus stond, die veel en veel groter was dan jij en zomaar ineens, zonder waarschuwing, zijn hand naar je uitstak. Maar Marsha en ik begrepen dat wel. We wisten waar die handen toe in staat waren. En dat was niet alleen maar goeds. Marsha zat een beetje hetzelfde in elkaar als ik. Ze was graag op zichzelf, was geen allemansvriendje en een beetje wantrouwend naar mensen. Ze had me nooit willen vertellen hoe ze hier terecht was gekomen en wat ze allemaal had meegemaakt, maar het was vast heel erg geweest. Arme Marsha...

Ik besloot alles eens even goed te laten bezinken en dan een nieuwe strategie te bepalen. Morgen. Nu wilde ik eerst van de zon genieten en een beetje ontspannen. Ik stond op van de krabpaal en liep naar buiten, naar mijn favoriete plekje in de tuin. De zon stond hoog aan de hemel en het was lekker warm. Ik hield van deze tijd van het jaar. Ik ging liggen, rolde op mijn rug en rekte me uit. Heerlijk…


Wordt vervolgd