Het asiel waar ik als vrijwilliger werk heeft een anti-inslaapbeleid. Er worden dus geen dieren ingeslapen alleen omdat ze ‘te bang’ zijn of ‘te lang’ in het asiel zitten. Gelukkig maar. De keerzijde daarvan is natuurlijk wel dat we altijd een aantal honden of katten hebben zitten die al heel lang op een warm thuis wachten. Zoals Svenja, Diza, Pino en Bontje. De vier katjes die al meer dan een jaar in het asiel wonen. Echt geen enorm vervelende exemplaren. Integendeel. Het zijn stuk voor stuk lieve katten. Alleen een tikje eigenzinnig misschien. ;-) Maar dat maakt ze naar mijn mening nou juist zo leuk. Waarom ze er dan al zo lang zitten? Geen idee. Echt niet. Gewoon domme pech denk ik soms wel eens. Dus misschien helpt het ze wel als ze zelf hun verhaal kunnen vertellen. Van de periode voor ze in het asiel terecht kwamen, weten we vrijwel niets. Dat deel is dan ook gebaseerd op redelijke aannames en een beetje fantasie. J
Het woord is aan Svenja
Svenja is een beeldschone lapjesdame. Ze op 13 augustus 2012 in het asiel terecht gekomen, samen met haar 5 kleintjes. Haar geboortedatum is geschat op 21 augustus 2009. Svenja vertelt zelf haar verhaal.
Bonzo. Dat was de naam van de grote zwarte kater. Hij
was een deel van zijn rechteroor kwijt en op zijn linkerwang zat een litteken
dat van zijn mondhoek tot zijn oog liep. Gevolgen van de vele gevechten die hij
had gevoerd, zo vertelde Bonzo me. ‘Het straatleven is geen pretje meisje’, zei
hij. ‘Niemand zet twee keer per dag eten voor je klaar. Het is soms erg
moeilijk om je maag te vullen. Veel mensen willen je niet in hun buurt, die
jagen je weg. Soms is er zo weinig te eten, dat je erom moet vechten met andere
katten. Dan hebben we allemaal zo’n honger… En er staat ook geen warm mandje
voor je klaar. Er zijn nachten dat je gewoon buiten in de regen en de kou moet
liggen. Als je geluk hebt, vind je een plekje dat een beetje droog en warm is.
Onder de struiken of in een verlaten schuur. Maar je moet altijd opletten. Mijn
maatje Bandit is laatst aangevallen door een hond toen hij even lag uit te
rusten onder een boom. Hij heeft het maar net overleefd. Man, die zag eruit! En
wij kunnen niet naar de dokter hè. Onze wonden moeten uit zichzelf genezen. Dus
als ze te erg zijn… dan heb je dikke pech. Er is niemand die je helpt.’ Ik
luisterde vol verbijstering naar het verhaal van Bonzo. Ik was bang. Dit leven
was ik helemaal niet gewend. En als een doorgewinterde straatkat als Bonzo het
al zo moeilijk vond… hoe moest ik dan in godsnaam overleven? Ik had mezelf
flink in de nesten gewerkt. Waarom kon ik de weg naar huis niet meer vinden? Ik
bleef altijd netjes in de buurt. Het was me nog nooit overkomen dat ik op een
vreemde plek terecht kwam. Ik kon me ook gewoon niet herinneren wat er precies
was gebeurd. Ooooh, wat een ellende. Bonzo zag de paniek op mijn gezicht en hij
legde zijn poot op mijn schouder. ‘Je kunt wel een tijdje hier blijven meisje’,
zei hij. ‘Ik zal wel voor je zorgen. Maar daarna moet je echt weer verder. Dit
is geen omgeving voor een prachtig poppetje zoals jij. Je moet je thuis zien te
vinden’, zei Bonzo. Pffff, maar hoe dan?
Net toen ik aan Bonzo wilde vragen of hij me daarbij kon helpen, hoorde ik ineens een harde knal. Kaboem. En nog twee, kaboem kaboem. Ik vloog omhoog en rende naar de bosjes. Ik rende en rende. Al mijn haren stonden recht overeind, mijn ogen zo groot als schoteltjes, ik was helemaal buiten adem. Wat was dat in godsnaam? ‘Meisje!’ hoorde ik Bonzo roepen, ‘stop!’. Hijgend haalde hij me uiteindelijk in. ‘Niet wegrennen’ zei hij. ‘Dat is gevaarlijk. De knallen die je hoorde komen van de jagers. Die zijn in het veld hierachter aan het schieten. Daar moet je bij uit de buurt blijven.’ Schieten? vroeg ik. Waarop dan? Bonzo was stil en keek me ineens heel serieus aan. ‘Op katten’, zei hij na een paar seconden. Wat? Waarop? Ik had hem vast niet goed verstaan. ‘Op katten’, zei Bonzo nog een keer. Maar waarom dan? vroeg ik hem. Dat wist Bonzo ook niet of misschien wilde hij het me niet vertellen. ‘Ze zullen ons wel lastig vinden’ zei hij alleen. ‘Ik weet het niet meisje. Het is gewoon een gevaarlijke wereld voor een straatkat. Dus je moet hier blijven, je kunt niet zomaar aan het rennen gaan. Voorlopig blijf je dicht bij mij. Ik zal je wel laten zien welke plekjes veilig zijn. Nu gaan we eerst wat te eten zoeken. In de bosjes hier lopen meestal wel wat muizen. Laten we kijken of we er een paar kunnen vangen. En een eindje verder gooit een mevrouw wel eens wat broodrestjes op het gras bij de vijver. Lekker is het niet, maar het vult. Daarna gaan we een slaapplaats zoeken en even uitrusten. Je ziet eruit alsof je wel een dutje kunt gebruiken. Vanavond zal ik je voorstellen aan mijn maten, Bandit, Kees en Tika. Tika is een meisje, net als jij. Erg aardig is ze niet. Het is een harde tante. Ze leeft al haar hele leven op straat. Ze heeft nog nooit een thuis gehad en ze heeft heel veel meegemaakt. Echt kwalijk kun je het haar dus niet nemen dat ze wat chagrijnig is. Maar ze is heel slim. En misschien kunnen we samen wel een plan bedenken om je thuis te krijgen’, zei Bonzo. Ik zuchtte. Ik wilde echt heel erg graag naar huis. Oh, wat miste ik mijn veilige mandje… Ik hoopte maar dat we met z’n vijven een oplossing konden vinden. Als Tika echt al zolang op straat woonde, kende zij misschien wel de weg naar mijn huis…
Wordt vervolgd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten